Het was 17 juli 2024. Als fanatiek Tour de France volgend gezin stond onze camper al 24u in vol ornaat op zijn plek, klaar voor het spektakelstuk wat die dag ging komen.
De zon kwam op, de ochtend koelte werd benut toen de eerste pedaalslagen hun werk begonnen te doen. 17 juli 2024 een datum die in mijn geheugen gegrift staat. De machtige klim over de Col de Bayard opende de dag. Een weg omhoog, tussen de geur van dennen, de droge hitte van het asfalt en het knarsen van de ketting. Mijn benen protesteerden, mijn ademhaling zocht ritme, maar de geest was scherp, gefocust, en vol verwachting.
Daarna kwam hij: de Col du Noyer. Een klim die klinkt als een belofte, maar voelt als een beproeving. De weg slingerde zich steil omhoog, dwars door een landschap dat steeds ruiger en stiller werd. Iedere bocht bood uitzicht, maar eiste ook offers: kracht, zweet, mentale discipline. Geen schaduw, geen genade. Maar eenmaal boven was er alleen nog ademloosheid van een ander soort. Niet van uitputting, maar van bewondering. Bergen zover het oog reikte. Een panorama dat je even deed vergeten hoe moe je was.
Gesloopt, maar voldaan. Terug bij de camper, met lege bidons, een overvloed aan lege gelletjes en een hoofd vol trots, dacht ik alleen nog maar aan één ding: voeten omhoog, hersteldrankje in de hand, en dromen van Vars, de etappe die ik al weken van tevoren had uitgekozen als slotstuk. Een waardige finale.
Tot mijn vrouw, heel nuchter en bijna terloops, zei:
“Col du Vars wordt ’m niet. ik heb me even in de route van overmorgen verdiept maar er zijn teveel afsluitingen van N wegen & omleidingen. Praktisch gewoon niet haalbaar.”
Even viel alles stil. Alsof iemand de berglucht had leeggezogen. Paniek, ongeloof, was dit het dan? Al die voorbereiding, al die kaarten en profielen… voor niks?
De honger naar revanche
Maar bergen leren je relativeren. Elke klim is een les. En net zoals je een zware helling je leert uit te kijken naar wat komen gaat, zo wentel je ook teleurstelling langzaam van je af. Langzaam maakte de teleurstelling plaats voor iets anders: vooruitzicht. Een nieuw plan. Want als het dan niet dit jaar kon… dan volgend jaar. Zonder Tour de France maar met meer tijd. Nog betere planning. Misschien zelfs gezelschap.
De ideeën begonnen al te borrelen voordat überhaupt het peloton voorbij was geraasd en wij de camper hadden gestart op weg naar de volgende col. Nieuwe routes, meer cols, misschien zelfs een rondje Tour-mythes. Dagen vol klimmen, dalen, lachen, afzien, het kriebelde alweer.
De vrijdagmiddag borrel
Bij thuiskomst werd medeorganisator Peter meteen in de plannen betrokken. Ik dropte het idee nonchalant maar doelbewust op een standaard vrijdagmiddag:
“Volgend jaar weer een Alpenweek?”
Zijn reactie kwam met een mengeling van wanhoop en voorspelbare berusting:
“O nee hè… Niet weer zo’n week. Moet ik weer harder gaan trainen.”
We lachten. Maar in zijn ogen zag ik het al: hij was al aan boord. Hij wist het zelf alleen nog niet helemaal.
Want de waarheid is simpel: wie de bergen eenmaal geproefd heeft, raakt ze nooit meer kwijt. De Alpen zijn geen decor, ze zijn een roeping. En volgend jaar… zijn we terug. Met frisse benen, vurige plannen en een klimschema waar je u tegen zegt. Laat Vars maar wachten. Wij komen eraan.
Het plan krijgt vorm
Na maanden plannen, appen, routes finetunen en deelnemers ronselen was het dan eindelijk zover: Tour de Souffle 2025 werd werkelijkheid. Wat begon met een gemiste klim en een goed gesprek bij terugkomst, was uitgegroeid tot weer een complete wielerweek in het hart van de Alpen, met een gemêleerd gezelschap hadden we één ding gemeen: we wilden fietsen, echt fietsen. Niet zomaar een rondje peddelen, maar cols bedwingen die we normaal alleen vanaf TV kunnen bewonderden.
En zo geschiede, de tijd vloog voorbij en na 11 maanden stond opeens een nieuw hoofdstuk voor de deur. De eén noemt het vakantie, de ander hoogtestage en de volgende een ware martelgang.
Er zijn vakanties waar je uitrust, en vakanties waar je leeft. Onze trip naar de Franse Alpen viel ongetwijfeld in die laatste categorie. Achttien fietsfanaten, variërend van strak getrainde atleten tot gepensioneerde berggeiten, van JOIN-verslaafde klimmonsters tot mensen die zelfs een diëtist hadden geraadpleegd om nóg beter voorbereid aan de start te verschijnen, vertrokken begin juni voor een week waarin de benen kreunden, het asfalt gloeide, en de harten sneller klopten van het uitzicht, de voldoening én het gezelschap.
De bergen riepen en wij gingen
Het decor kon niet imposanter: de Franse Alpen ontvouwden zich voor ons als een ansichtkaart in 3D. Cols die klinken als aria’s voor de ware wielerliefhebber stonden op het programma. Van de Col du Lautaret tot de mythische Galibier, de zinderende Izoard (waar we beide zijden bedwongen!), de prachtige Col de Vars, de klim naar Risoul en de verrassend pittige Montgenèvre & Echelle, stuk voor stuk beklimmingen waar heroïek en afzien hand in hand gaan.
De groep was gemêleerd, maar dat maakte het juist zo mooi. Sommigen vlogen omhoog alsof de zwaartekracht tijdelijk buiten werking was gesteld, anderen keken de berg aan met een mengeling van respect en lichte paniek, maar iedereen kwam boven. Uiteindelijk.
De Oprit des Doods
Maar wie dacht dat de cols het zwaarste waren, vergiste zich. Want elke dag eindigde met dat ene stukje: de beruchte oprit naar ons hotel. Slechts 3,5 kilometer, maar aan 9% gemiddeld, en na een dag vol beklimmingen voelde het alsof de berg nog één laatste poging deed om je te breken. In de wandelgangen werd deze helling liefkozend (of juist niet) de “F*cking lange oprit naar het hotel” genoemd, en dat is nog de nette versie. Maar eenmaal boven wachtte er troost: een prachtig hotel met uitzicht over het dal, koud bier, goed eten en,– laten we eerlijk zijn, het genoegen om de pijn in de benen te delen met je kamermaat.
De koninginnenrit: de Granon
Voor de meesten zat de uitdaging al in de geplande ritten. Maar er was er één, ook wel de malloot genoemd, die niet kon rusten voordat ook de Col du Granon was bedwongen. Een brute klim, stil en verlaten, zonder het toeristische cachet van de Galibier maar met minstens zoveel karakter. 11,5 kilometer aan gemiddeld 9.3%, zonder mededogen. Alleen, in stilte, tot boven. Een beklimming waar je niet zozeer anderen verslaat, maar vooral jezelf.
Mooi weer, mooie wegen, mooie mensen
We werden gezegend met fantastisch weer. Blauwe luchten, nauwelijks wind en af en toe een verkoelende bergbries. Het asfalt gleed onder onze banden door als gesmolten boter. De sfeer in de groep was al even zonnig. Vriendschappen werden verdiept, grenzen verlegd, en verhalen geboren die ongetwijfeld nog járen zullen worden verteld op verjaardagen en tijdens koffierondjes op zondag.
Als we nu terugdenken aan deze week, is het niet alleen de pijn in de benen of de zweetdruppels die we herinneren. Het is de lach boven op de col. Het applaus als de laatste binnenkwam. Het biertje in de zon. De gesprekken aan het diner, waarin we spraken over voeding, trainingen, het leven, en alles daartussenin.
Het was een reis vol karakter, kameraadschap en cols. Een fietsvakantie zoals je ze zelden meemaakt maar die, als het even kan, elk jaar zou moeten terugkomen.
Tour de Souffle 2025; we kwamen, we klommen, we genoten.